2022 Rapport Veerle Rots

Plechtige uitreiking van de Francqui Prijs door Zijne Majesteit Koning Filip
in het Paleis der Academiën op 1 juni 2022 

(alleen op uitnodiging )

Loopbaan – Werken – Jury verslag

Haar loopbaan

Veerle Rots is geboren te Leuven in 1974. Haar vader wakkerde van jongsaf een wetenschappelijke interesse aan en thuis stootte ze op een boek over de prehistorie en de evolutie van de mens. Zo kwam het dat ze al op het einde van de basisschool in de ban was van dit onderwerp. Het was een fascinatie die ook tijdens haar secundaire studies Latijn-Wetenschappen aan het Heilig Hartinstituut in Heverlee alsmaar intenser werd. En dus koos ze vol overtuiging voor een studie archeologie aan de KU Leuven (1992-1996). De lessen, de seminaries en vooral de opgravingsstages in de Sodmein-grot in de oostelijke woestijn van Egypte waartoe Professor Pierre Vermeersch haar uitnodigde, hadden een onuitwisbare invloed op haar verdere traject. Ze maakt kennis met het gebruikssporenonderzoek, een methode die via microscopische analyse blootlegt waarvoor stenen werktuigen gebruikt werden. Dit opent de weg naar verregaande interpretaties, onder meer over de organisatie en functie van prehistorische sites. Andere opgravingen volgden, onder meer in Polen en Turkije en haar interesse voor wetenschappelijk onderzoek was definitief gewekt.

Dankzij een beurs van het Bijzonder Onderzoeksfonds van de KU Leuven kon ze eind 1997, onder promotorschap van Professor Pierre Vermeersch, een doctoraatsstudie over de montage van stenen werktuigen aanvatten. De vraag of montage ook kon leiden tot de vorming van microscopische frictiesporen was nog niet systematisch onderzocht. Diverse onderzoekers twijfelden zelfs sterk aan de haalbaarheid ervan. Via experimenteel pioniersonderzoek kon Veerle Rots echter aantonen dat montagesporen wel degelijk gevormd worden. Ook ging ze op zoek naar een methodologie die hun identificatie en interpretatie mogelijk zou maken. Voor de reproductie van de stenen werktuigen maakte ze dankbaar gebruik van de expertise van de steenkappers van CETREP (Centre d’Étude des Techniques et de Recherche Expérimentale en Préhistoire / Centrum voor de studie van technieken en experimenteel onderzoek in de prehistorie), verbonden aan de vereniging Les Chercheurs de la Wallonie.

Na de vernieuwende resultaten van haar doctoraatsonderzoek dat ze in 2002 met verve verdedigde, verkreeg ze verschillende opeenvolgende postdoctorale mandaten (2002-2011, Bijzonder Onderzoeksfonds en FWO-Vlaanderen). Deze boden haar de mogelijkheid om, onder promotorschap van Professor Philip Van Peer, haar onderzoek te richten op de toepassing van de methodologie die ze tijdens haar doctoraat had ontwikkeld. Ze boog zich daartoe over archeologisch materiaal van de Leuvense opgravingen in Egypte (o.l.v. Prof. P. Vermeersch en Prof. P. Van Peer) en op het eiland Sai in Soedan (o.l.v. Prof. P. Van Peer). Onder meer het onderzoek in Soedan zorgde ervoor dat ze de oudste sporen voor montage in Afrika kon identificeren, ongeveer 200.000 jaar oud. Rond diezelfde periode integreerde ze geleidelijk aan ook meer Europese sites in haar onderzoek met het doel om, via het functioneel onderzoek, een vergelijkende studie van Neanderthalers en vroege moderne mensen aan te vatten. Op die manier slaagde ze erin de oudst gekende sporen van montage terug te vinden op de site Biache-St-Vaast in Frankrijk die dateert van rond 250.000 jaar geleden. In 2013 publiceerde ze daarover in het tijdschrift Journal of Archaeological Science.

Dat ze in 2011 een permanent mandaat (Chercheur Qualifié du FNRS) verkreeg, betekende een keerpunt in haar carrière. Ze verhuisde haar onderzoeksactiviteiten naar de Universiteit Luik. Met de steun van de European Research Council die haar in 2012 een Starting Grant toekende, stampte ze er TraceoLab, een gloednieuw onderzoekscentrum uit de grond dat zich op de internationale scène onmiddellijk als een model manifesteert. Tussen 2013 en 2017 ontwikkelde ze er het onderzoeksproject getiteld “The Evolution of Stone Tool Hafting in the Palaeolithic”. Dit project liet haar toe de nodige apparatuur aan te kopen en een onderzoeksteam samen te stellen. Verschillende doctoraatsstudies werden opgestart en een referentiecollectie van stenen werktuigen met sporen die representatief zijn voor verschillende gebruiks- en montagewijzen werd uitgebouwd. Ook residueanalyse werd geïntegreerd in de functionele benadering. Nieuwe onderzoeksthema’s werden toegevoegd en naast montage wordt ook de evolutie van projectieltechnologie een centraal onderzoeksthema. Een opvallende constante daarbij is de aandacht voor methodologische vernieuwing en de frequente interacties met experten uit andere domeinen, zoals ballistiek en chemie. Diverse archeologische opgravingsprojecten leidden ook tot rijke internationale samenwerkingen. Zo beginnen Veerle Rots en haar team intensief samen te werken met Professor Nicholas Conard van de Universiteit van Tübingen, op sites (vaak erkend door UNESCO als werelderfgoed) zoals Schöningen, Hohle Fels en Vogelherd in Duitsland en Sibudu Cave in Zuid-Afrika, maar ook met Professor Lawrence Barham van de Universiteit van Liverpool voor sites als Kalambo Falls en Victoria Falls in Zambië. Met Dr. Guillaume Porraz (CNRS) werkt ze samen op sites als Bushman Rock Shelter en Diepkloof Cave in Zuid-Afrika en Prés de Laure in Frankrijk, een opgraving waarbij ze door de jaren heen steeds nauwer betrokken raakt.

TraceoLab groeit snel uit tot een internationaal erkend referentiecentrum voor functioneel onderzoek en tot een ontmoetingsplaats voor jonge onderzoekers van over de hele wereld, onder wie verschillende mandaathouders van prestigieuze beurzen (bvb. Marie Curie). Vandaag telt de groep een vijftiental onderzoekers onder wie ook een expert in experimentele steenbewerking. De creativiteit van Veerle Rots en haar capaciteit tot integratie van de experimentele benadering, van technologieën komende uit de “harde” wetenschappen en van vraagstellingen uit de humane wetenschappen, blijken een echte magneet voor een nieuwe generatie onderzoekers. Deze vinden in TraceoLab de ideale context om de traditionele academische opdelingen te overschrijden en zo alle mogelijkheden van de wetenschap en de technologie ten dienste te stellen van het onderzoek.

In 2019 promoveerde Veerle Rots tot Maître de Recherches van het FNRS.

Haar engagement in de promotie en evaluatie van wetenschappelijk onderzoek dateren al van lang geleden en ontplooiden zich zowel binnen de Universiteit Luik als op internationaal vlak. Van 2012 tot 2018 was Veerle Rots vice-voorzitter van de internationale vereniging AWRANA (Association of Wear and Residue Analysts) die ze mee heeft opgericht. Ze zetelt intussen voor een tweede keer in de SHS-4 commissie van het FNRS. In 2016 werd ze lid en in 2019 vicevoorzitter van de Onderzoeksraad Humane Wetenschappen aan de Universiteit Luik. Sinds 2019 is ze ook lid van de Universitaire Onderzoeksraad.

Veerle Rots en haar partner Koen Beerten, Doctor in de geologie, zijn de trotse ouders van 3 zonen, Eppo (°2005), Nuno (°2007) en Ramon (°2012).

* * *

 

Haar Werken

Veerle Rots richt haar onderzoek op de Oude Steentijd (Paleolithicum). Ze wil begrijpen wat moderne mensen van archaïsche mensen onderscheidt en werkt daarom zowel in Europa als in Afrika. Dat de geschiedenis van de moderne mens in Afrika veel verder gaat dan die in Europa, maakt het mogelijk om Neanderthalersites en sites van de moderne mens van ongeveer dezelfde ouderdom te bestuderen en hun materiële cultuur en levenswijze te vergelijken. Zo bestudeert Veerle Rots samen met haar team de restanten van de prehistorische technologie op sites die gedateerd zijn tussen ongeveer 300.000 en 10.000 jaar geleden en probeert ze het achterliggende menselijke gedrag te begrijpen. Via het onderzoek van stenen werktuigen probeert ze een zicht te krijgen op andere dimensies, waarvan de rechtstreekse materiële getuigen niet meer bewaard zijn gebleven. Ze gaat ook op zoek naar elementen die ons toelaten te begrijpen hoe moderne mensen zich verspreid hebben over de wereld, in het bijzonder richting Europa ongeveer 45.000 jaar geleden in een periode gemarkeerd door de achteruitgang en vervolgens verdwijning van Neanderthalers. Wat Afrika betreft was ze al actief in Egypte, Soedan en Ethiopië en werkte ze de laatste jaren vooral in Zuid-Afrika, Zambië en Marokko. Voorts werkte ze op Europese sites in België, Frankrijk, Duitsland en Italië.

Veerle Rots gaat op zoek naar de onzichtbare sporen van het menselijk leven in de prehistorie en heeft vernieuwende methodes ontwikkeld om een nieuw licht te laten schijnen op fundamentele vraagstellingen. Ze is gespecialiseerd in het functioneel onderzoek van stenen werktuigen en wil het verhaal erachter begrijpen door de sporen die op de stenen bewaard gebleven zijn te onderzoeken. Die sporen, die vaak onzichtbaar zijn voor het blote oog, onthullen verschillende aspecten van het leven van prehistorische gemeenschappen. Het gaat bijvoorbeeld niet alleen over de technologie en de strategieën voor voedselvoorziening, maar ook over de functie van een site, de organisatie van activiteiten over het landschap en, meer in het algemeen, de complexiteit van menselijk gedrag. De toepassing van innovatief functioneel onderzoek op verschillende Paleolithische sites in Europa en Afrika, waarvan sommigen uitzonderlijk goed bewaard bleven, hebben een essentiële bijdrage geleverd tot de vernieuwing van onze kennis over het menselijk verleden. Meer concreet ontwikkelt Veerle Rots een omvattende en geïntegreerde benadering voor functioneel onderzoek. Haar aandacht gaat daarbij naar sporen die ontstaan doorheen de gebruikscyclus van een werktuig, vanaf het moment van hun productie en montage tot op het moment dat ze na gebruik en eventuele heraanscherping weggeworpen werden. Ze ontwikkelde een nieuwe methodologie om via microscopisch onderzoek te identificeren of werktuigen gemonteerd werden in een heft uit organisch materiaal. Organisch materiaal blijft enkel bewaard in uitzonderlijke omstandigheden en is dus voor de oude periodes bijzonder zeldzaam. Het zijn enkel unieke sites zoals Schöningen, daterend van rond 300.000 jaar geleden, die ons er enig inzicht in verschaffen. Daar werd in het verleden een reeks houten speren ontdekt, waaraan recent een werpstok werd toegevoegd die Veerle Rots identificeerde. In 2020 publiceerde ze erover in het tijdschrift Nature Ecology and Evolution. Voor de meeste sites zijn het de stenen werktuigen die een basis bieden om een zicht te krijgen op die organische technologie. Veerle Rots kon aantonen dat het concept montage een vroege prehistorische uitvinding is, die gerust revolutionair genoemd mag worden. De uitvinding ligt niet enkel aan de basis van al onze huidige werktuigen, maar wijst ook op de cognitieve capaciteiten van de prehistorische mens. Denk maar aan het vermogen om te plannen op langere termijn en te anticiperen op toekomstige activiteiten. Door deze nieuwe methodologie toe te passen op verschillende prehistorische sites in Europa en Afrika kon Veerle Rots aantonen dat de mens al zeker 250.000 jaar geleden in staat was om werktuigen te monteren.

Daarnaast zorgde Veerle Rots voor een nieuwe impuls in het onderzoek naar projectieltechnologie. Ze verbeterde de identificatie van projectielen en kon onder meer bepalen dat gemonteerde stenen projectielen al rond 250.000 jaar geleden voorkwamen in Europa, minstens 100.000 jaar geleden in Noord-Afrika en 77.000 jaar geleden in Zuid-Afrika. Haar lopende onderzoek duwt deze data mogelijk nog verder terug in de tijd. Samen met haar team bouwde ze ook een nieuw solied methodologisch kader op waarin ze gebruikssporenonderzoek, een studie van breukmechaniek, ballistische analyse en systematische experimenten combineert. Dit wijzigde radicaal de manier waarop we een centrale activiteit in het leven van de prehistorische mens kunnen begrijpen, met belangrijke implicaties voor onze inzichten in de sociale organisatie. Het onderzoek van TraceoLab leverde ook cruciale bouwstenen op om de lanceringswijze van projectielen te bepalen. Op die manier verscherpt het zicht op de evolutie van projectieltechnologie doorheen de tijd. Ook is het zo mogelijk om na te gaan vanaf wanneer langeafstandswapens zoals de speerdrijver en de boog in gebruik waren en of die technologie uniek was voor de moderne mens of ook door de Neanderthaler gekend was.

Met TraceoLab creëerde Veerle Rots in Luik op korte tijd een internationaal erkend onderzoekscentrum voor functioneel en experimenteel onderzoek. Een radicale keuze voor innovatieve technologie maakt er de studie van technologie uit het verleden mogelijk. De voorbeelden zijn talrijk: de productiewijze, het gebruik en de montagewijze van werktuigen worden bepaald via analyse met diverse microscopen; de ballistiek van projectielen wordt onderzocht met onder meer een hogesnelheidscamera; de breukmechaniek van stenen wordt geëxploreerd met een testbank;  processen uit het verleden, zoals glaciale cycli, worden er gereproduceerd met behulp van onder meer een klimaatkast. Ook de unieke en bijzonder uitgebreide en rijke experimentele referentiecollectie van microscopische sporen (TRAIL) is niet alleen een internationale maatstaf, ze draagt ook bij tot nieuwe standaarden voor dit type onderzoek.

De reikwijdte van het onderzoek van Veerle Rots en haar team is ruim. Haar vroegere en huidige activiteiten vergroten het inzicht in hoe anorganische en organische delen van prehistorische technologie op elkaar inspeelden, hoe de dynamiek van het verleden in elkaar zat en hoe technologische innovatie onze geschiedenis markeert. Begrijpen hoe mensen technologie aanwendden om hun omgeving en hun dagelijkse leven vorm te geven en zich over een landschap te organiseren, is een continue uitdaging die ons toelaat om de geschiedenis van de mensheid te onthullen.

* * *

Jury verslag (7 mei 2022)

The 2022 Francqui Prize is awarded to Veerle Rots for her fundamental research into the use of Palaeolithic stone tools by humans and their ancestors, opening up new perspectives on the evolution of society through material remains spanning several million years. Her observations address profound research questions on the way early humans lived and worked.

 

Veerle Rots completed her PhD at the University of Leuven, where she developed a framework to identify the hafting of stone tools. Hafting refers to the attachment of a stone tool to a handle made from an organic material such as wood. Her discoveries are based on examining traces of ‘wear and tear’ (use-wear, that is, scratches and residues) preserved on the tool using high-power microscopes and biochemistry. Application of this method to a series of stone tool assemblages enabled insights into the antiquity and complexity of hafting behaviour in Middle to Late Pleistocene Africa and Europe. The value of this research was recognised in the award of a European Research Council Starting Grant, and culminated in the foundation of the TraceoLab at the University of Liège. Under her leadership, this group studies and interprets stone tool function through analysis of use-wear and related experimental and ethnographic work. The lab is known for its unique, open-source database of thousands of specimens and exceptional reference collection.

 

The work of Veerle Rots and her group generates totally new data on the use of stone tools through the vast Palaeolithic period, for which such tools constitute by far the most widespread form of archaeological evidence. Her multi-stranded approach to the analysis of stone tools is deployed to reconstruct hafting behaviours, the use of glues in hafting and the use of projectiles, revealing the invention of specific ways of throwing projectiles. These methods are being applied to archaeological sites across the globe, and open up a new potential for the comparative analysis of stone tool assemblages. Systematic analysis of ‘wear and tear’ in the new framework has shed light on the surprising antiquity of hafting (back to 200,000 years ago) and related techniques, their contexts of emergence and development over time. This ground-breaking work has the potential to reshape our understanding of skill and technology in human evolution.

In deze jury zetelden :

Eric Maskin is the Adams University Professor and Professor of Economics and Mathematics at Harvard. He has made contributions to game theory, contract theory, social choice theory, political economy, and other areas of economics.  He received his A.B. and Ph.D. from Harvard and was a postdoctoral fellow at Jesus College, Cambridge University. He was a faculty member at MIT from 1977-1984, Harvard from 1985- 2000, and the Institute for Advanced Study from 2000-2011. He rejoined the Harvard faculty in 2012. In 2007, he was awarded the Nobel Memorial Prize in Economics (with L. Hurwicz and R. Myerson) for laying the foundations of mechanism design theory.

 Voorzitter

en

 Catherine Barnard, FBA, FLSW, FRSA is Professor of EU law and Employment Law and senior tutor and fellow of Trinity College, Cambridge.  She is the author of EU Employment Law (Oxford, OUP, 2012, 5th ed.), The Substantive Law of the EU: The Four Freedoms, (Oxford, OUP, 2019, 6th ed), and (with Peers ed), European Union Law (Oxford, OUP, 2020, 3rd ed). She is a member of the European Commission funded European Labour Law Network (ELLN). She is also a Senior Fellow and deputy director of the UK in a Changing Europe (http://ukandeu.ac.uk/) project (UKCE). This is an authoritative, non-partisan think-tank which does research and provides information about all aspects of Brexit. Part of its remit is to make that information accessible to the general public. So UKCE does a lot of public engagement, especially with the media, civil servants, politicians and the public.  She has appeared on the main media channels  – BBC, ITV, Sky sand CNN.

Amy Bogaard is Professor of Neolithic and Bronze Age Archaeology at the School of Archaeology, University of Oxford. Her research focuses on the ecology, evolution and social implications of early farming systems in Europe and western Asia, with comparative interests in other parts of the world. Her research integrates archaeological evidence with heuristic models of present-day ‘traditional’ farming systems to investigate topics such as ancient agroecology and wealth inequality.

Jean-Louis Cohen : Trained as an architect and an historian, Jean-Louis Cohen holds the Sheldon H. Solow Chair in the History of Architecture at New York University’s Institute of Fine Arts. He has published more than forty books, including: Building a New New World (2020), Le Corbusier: an Atlas of Modern Landscapes (2013), Architecture in Uniform (2011), Casablanca (2002), and Le Corbusier and the Mystique of the USSR (1992).

Fotini Christia is the Ford International Professor in the Social Sciences at MIT and the Director of the Sociotechnical Systems Research Center (SSRC) at MIT’s Schwarzman College of Computing. She joined the MIT faculty in Political Science in 2008 upon graduating with a PhD in Public Policy from Harvard University. Prof. Christia has done extensive experimental, survey and ethnographic fieldwork on conflict, identity, and development in divided societies in the Muslim world. She is the author of Alliance Formation in Civil War, published by Cambridge University Press in 2012, which received the Luebbert Award for Best Book in Comparative Politics, the Lepgold Prize for Best Book in International Relations and the Distinguished Book Award of the Ethnicity, Nationalism, and Migration Section of the International Studies Association. Her articles have been published or are forthcoming in Science, Nature Human Behavior,  the Review of Economic Studies, American Political Science Review, Journal of Development Economics, and Annual Review of Political Science, among other journals.

Donald Katz : After majoring in Cognitive and Linguistic Sciences as an undergraduate at Brown University, Katz studied both clinical psychology and neuroscience at Indiana University. As a postdoctoral researcher at Duke University Medical Center, he discovered his fascination with the neurobiology of taste, which is the focus of his scholarship at Brandeis University; there, he has earned The Jeanette Lerman-Neubauer ’69 and Joseph Neubauer Prize for Excellence in Teaching and Mentoring, the Brandeis Student Union Teaching Award, and The Michael L. Walzer Award for Teaching and Scholarship. He has also received the Ajinomoto prize and the Swartz Mind-Brain award for his science. He is currently a Professor of Psychology and Neuroscience.

Jan Theeuwes is professor of Cognitive Psychology of the Vrije Universiteit, Amsterdam and the director of Institute for Brain and Behavior Amsterdam (iBBA). He conducts basic and applied research involving humans on attention, perception and memory using a variety of techniques including EEG, fMRI, and modeling. He is a  member of the Royal Dutch Academy of Science (KNAW). In 2013, he received an European Research Council (ERC) advanced grant of 2.5 million euro on reward processing and in in 2019 a second ERC advanced grant on attention and statistical learning. He was President of ESCoP (European Society for Cognitive Psychology). His work has been highly influential as his papers rank within the top 1% within his research field (web of science).

Martti Koskenniemi is Professor Emeritus of International Law at the University of Helsinki and Visiting Hauser Global Professor of Law at New York University Law School. He was a member of the Finnish diplomatic service in 1978-1994 and of the International Law Commission (UN) in 2002-2006. He is member of the Institut de droit international, Fellow of the British Academy and Member of the American Academy of Arts and Sciences. His most recent book is To the Uttermost parts of the Earth. Legal Imagination and International Power 1300–1870 (Cambridge 2021).

Leden

* * *

Toespraak van Graaf Herman Van Rompuy,
Voorzitter van de Francqui-Stiching

Het is reeds drie jaar geleden dat we met een vol huis de jaarlijkse Francqui en Francqui-Collen prijs konden uitreiken. Als we hier terug samen kunnen zijn is het dank zij de inspanningen van de bevolking zelf, van alle zorgverleners maar ook van de wetenschap. Zonder vaccins zouden we hier niet zitten. Op een minimum van tijd werden door onderzoekers, vooral uit de Europese Unie,  vaccins ontwikkeld waarvan een zeer groot deel in dit land werd geproduceerd. Ik ben ervan overtuigd dat het overgrote deel van de burgers deze vitale rol van de wetenschap erkent en er dankbaar om is. Een ander deel twijfelt of belandt zelfs in een alternatieve wereld. Het is onbegrijpelijk op een moment dat de wetenschap andermaal zo’n bijdrage levert tot een beter leven. Wij zijn hier om hulde te brengen aan onderzoekers actief in alle wetenschappelijke disciplines.

Mais l’irrationalité, malheureusement, est beaucoup plus profonde. Aujourd’hui, la guerre réapparaît sur notre continent.  Certains dirigeants – lesquelles? cela va sans dire – laissent l’instinct, le penchant pour la mort, l’emporter sur l’humanité. La raison et la rationalité sont repoussées par la manipulation des angoisses, par un langage purement identitaire, par la création d’images d’ennemis. Des dizaines de milliers de personnes sont tuées dans une sorte de fureur nihiliste. Tout cela pour un morceau de terre pour le plus grand pays du monde. Où est la conscience des responsables? Ce sont des vies humaines, chacune d’elles chérie, éduquée, entourée de soins de santé parce que chaque être humain compte. Oui, c’est un « choc des civilisations », mais pas celui qui avait été prédit. Il ne s’agit pas d’une guerre idéologique ou religieuse, mais d’une sorte de lutte quasi-coloniale, d’une guerre de conquête. Seul le pouvoir compte, pas les personnes. Et tout cela, àl’heure où la révolution numérique démontre le pouvoir de la science et de la technologie et à l’heure où nous devrions utiliser toute notre énergie et notre raison pour sauver l’humanité et la planète de la destruction climatique. Je suis heureux et fier que l’Union européenne nous ait évité de répéter les erreurs tragiques du passé et nous ait donné toutes les chances de vivre en paix et de donner une vie meilleure pour tous et pour toutes. La raison, l’équité et l’éthique basée  sur l’unicité de chaque personne humaine, ne disparaîtront pas et ne peuvent pas disparaître. Il est de notre devoir de continuer à nous battre pour ces valeurs. C’est le véritable humanisme auquel nous travaillons en Europe depuis 2500 ans, avec des hauts et des bas, et auquel nous sommes tous désormais si attachés. C’est notre ‘raison d’être’.

De Francqui-prijswinnaars van vorig jaar en van dit jaar staan veraf van de wereld van onzekerheid en angst van vandaag. Zij verkennen resp. als astronoom en als archeologe een andere tijd en een andere ruimte. Ze brengen ons ver terug in de tijd van vóór de homo sapiens. Dr. Gillon en Dr. Rots geven mee antwoorden op de vraag: waar komen wij vandaan als mens en in welke kosmos leven wij? Wie waren wij en wie zijn wij? In welk heelal leven en sterven de mensen en misschien andere levende wezens? Het gaat om de eindeloze nieuwsgierigheid van de wetenschappers die ons steeds meer lagen van de werkelijkheid in ons en rondom ons leren kennen. Een astronoom en een archeologe helpen ons hierbij. Een dialoog tussen beiden  zou trouwens een mooi boek kunnen opleveren. Just an idea!

Un jury international présidé par un prix Nobel, respectivement le professeur Ben Feringa (chimie, 2016) et le professeur Eric Maskin (économie, 2007), est parvenu à l’unanimité à ces propositions, qui ont été approuvées avec enthousiasme par le Conseil d’administration de la Fondation. D’ailleurs, ce jury ne se soucie pas de nos équilibres communautaires et idéologiques. Ils et elles sont guidés uniquement par la qualité de la contribution à la science. La valeur du prix dépend de la valeur du jury. Et cette dernière est élevée.

Le prix Francqui 2021 en Sciences exactes est décerné à Michaël Gillon (ULiège) pour ses recherches pionnières en exoplanétologie et astrobiologie. Michaël Gillon a conçu deux réseaux de télescopes robotiques innovants, TRAPPIST et SPECULOOS, grâce auxquels il a pu étudier avec une précision inégalée des exoplanètes depuis la Terre. Ces télescopes, sont placés à différents endroits dans le monde. Michael Gillon a ainsi découvert sept planètes potentiellement habitables, qu’il a nommées « TRAPPIST-1 ». Il est ainsi le premier à avoir pu prouver que des planètes similaires en taille et en masse à la Terre, ne gravitent pas seulement autour du Soleil mais également autour d’étoiles ultrafroides et que celles-ci pourraient abriter la vie. Le caractère révolutionnaire de sa découverte a été reconnu à l’unanimité par la communauté scientifique, dont la NASA, inspirant des milliards de personnes à travers le monde.

Les deux noms -Trappist et Speculoos- font référence aux origines du chercheur. « Je me rappelle, dit Michaël Gillon-, être à l’Observatoire Européen de La Silla, dans le désert d’Atacama au Chili. Je réfléchissais à des acronymes qui fassent référence à la Belgique. C’est comme ça que m’est venue l’idée de « TRAPPIST » (TRAnsiting Planets and Planet-esimals Telescope), en référence à l’une des catégories de bières belges les plus appréciées au monde. Le projet SPECULOOS (Search for Planets EClipsing ULtra-cOOl Stars) est arrivé plus tard, lorsque j’ai voulu lancer un projet plus ambitieux et qui s’axerait davantage sur les planètes potentiellement habitables ».

Fasciné par l’existence d’une vie ailleurs, Michaël Gillon a concentré ses recherches sur les étoiles naines ultrafroides : « Comme leur nom l’indique, ces étoiles sont beaucoup plus petites et froides que les étoiles similaires au Soleil. Elles sont également beaucoup plus fréquentes dans l’Univers. Notre découverte du système TRAPPIST-1 a démontré qu’elles pouvaient abriter de nombreuses planètes de type terrestre suffisamment tempérées que pour potentiellement avoir de l’eau liquide à leur surface et donc permettre des conditions habitables. De plus, ce sont les seules étoiles pour lesquelles notre technologie actuelle est capable d’étudier la composition atmosphérique d’une planète semblable à la Terre. Peut-être qu’un jour, nous y détecterons des traces de vie ! C’est pour toutes ces raisons que j’ai axé mes recherches sur ces étoiles miniatures ».

Dit jaar gaat de Francqui-Prijs voor humane wetenschappen naar prof. Veerle Rots, ook Hoofdonderzoeker van het FNRS (Fonds de la Recherche Scientifique) aan de Université de Liège en alumna van de KULeuven. Ze wordt hiermee bekroond voor haar baanbrekende analyse van prehistorische stenen werktuigen. Al jarenlang spitst dr. Rots zich toe op het begrijpen van het menselijk leven achter deze werktuigen door de sporen erop te analyseren. Het onderzoek toont aan hoe de Neanderthaler een stuk innovatiever was dan tot nu toe gedacht, strategischer kon denken dan vermoed  en reeds in staat was complexe werktuigen te maken. Het concept montage (van stenen werktuigen op een organisch handvat) is een stuk ouder dan we dachten en dateert van zeker 250.000 jaar geleden. Het opent de deur naar de mysterieuze wereld van zo lang geleden. Bovendien lijkt het erop dat hij misschien toch niet zo verschillend was van de vroeg moderne mens. Via haar onderzoekslaboratorium TraceoLab ontwikkelde Veerle Rots de grootste referentiecollectie ter wereld en bouwde ze bovendien een robuust analytisch kader uit. Dat allesomvattende onderzoekskader wordt internationaal erkend en door vele jonge wetenschappers als voorbeeld gebruikt.

Dr. Veerle Rots zegt hierover zelf: « Via een microscopische analyse van stenen werktuigen zijn we op zoek gegaan naar de onzichtbare sporen van het menselijk leven in de prehistorie. De slijtagesporen op de stenen laten ons toe om ook zonder het organisch materiaal dat aan het stenen werktuig was bevestigd, te zien welke technologie werd gebruikt en welke materialen werden verwerkt. Zo heb ik me tijdens mijn onderzoek ook sterk toegespitst op de jachttechnologie, om een manier te vinden om zonder het organisch materiaal, te bepalen vanaf wanneer jachtwapens vanop een afstand gelanceerd werden zoals met een speerdrijver of een boog .  De gebruikte jachttechnologie biedt ons ook nieuwe inzichten over de sociale organisatie van de mens tijdens het Paleolithicum. Het is enorm interessant dat we via dit type microscopisch onderzoek niet alleen informatie over prehistorische technologie en strategieën voor voedselvoorziening kunnen blootleggen, maar ook onder meer de functie van een site, de organisatie van activiteiten en de complexiteit van menselijk gedrag. Dat we dit ontdekt hebben is op zich al revolutionair”.

Wetenschap doe je niet alleen. Achter en met elke onderzoeker staat een team van enthousiaste collega’s, een universitaire gemeenschap, een financierende overheid en  sponsors die bijspringen. Dat is hier ook het geval. Daarom zijn ze allemaal hier vandaag aanwezig.

Deze plechtigheid is ook een goede gelegenheid om de Francqui-Collen prijswinnaars van 2020 voor bio-medische wetenschappen voor te stellen aan het bredere publiek. Zij ontvingen reeds hun prijs in een beperkte kring uit de handen van Zijne Majesteit de Koning. Cédric Blanpain (ULB) werd gehuldigd voor zijn fundamenteel onderzoek op het gebied van kanker en stamcelbiologie en Bart Loeys (UAntwerpen) voor zijn klinisch onderzoek naar genetische ziekten die de bloedvaten aantasten. De pandemie herinnerde er ons aan hoe centraal de geneeskunde staat in onze samenleving en onze beschaving.

La Belgique est un pays de grande tradition scientifique. Nous ne nous contentons pas d’avoir le meilleur gardien de but du monde ou les meilleurs réalisateurs de films, même si cela nous plaît beaucoup! Les chercheurs que nous avons honorés au fil des ans sont porteurs de cette tradition scientifique. Symboliquement, nous sommes ici dans le Palais des Académies, le temple de la science, situé au centre de la capitale, comme il se doit, à proximité des autres immeubles autour du parc Warande où sont logés les pouvoirs politiques du pays, mais ce Palais est aussi bien séparé d’eux.

Wetenschap en innovatie zijn natuurlijk drijvers van economische welvaart en van welzijn. Maar zelfs al heeft onderzoek geen onmiddellijk nut toch heeft het zin omdat de mens in wezen zoekend is naar wie hij is, vanwaar hij komt, waarnaar hij of zij naartoe gaat. Die zoektocht is typisch voor de eeuwige mens. Zonder dat verlangen kunnen wij gewoon niet leven. We moeten die rusteloosheid van Ahasverus bewaren. We mogen niet tevreden zijn met wat we reeds weten zonder te vervallen in ontevredenheid en negativiteit. De boer-onderzoeker: hij of zij ploegde voort.

Ik wens alle laureaten van de laatste drie jaar nogmaals geluk. Ik hoop dat niets een gelijkaardige plechtigheid volgend jaar in de weg staat.

Je félicite à nouveau tous les lauréats des trois dernières années. J’espère que rien ne nous empêchera d’organiser une cérémonie similaire l’année prochaine.

* * *

Toespraak van Professor Veerle Rots

Sire,

Het is een buitengewone eer om vandaag de Francqui-Prijs te mogen ontvangen uit handen van Uwe Majesteit. Dat U vandaag deze prijs uitreikt is een bijzondere erkenning voor mijn onderzoeksdomein – de archeologie – en ik dank U hiervoor van harte. Met uw persoonlijke aanwezigheid laat U bovendien zien dat de Koninklijke Familie fundamenteel wetenschappelijk onderzoek een warm hart toedraagt en ten volle steunt. Voor een wetenschapper is dat van zeer grote betekenis.

Sire,

Excellenties, Excellences, Zeer Geachte Dames en Heren, Mesdames, Messieurs,

Ik sta hier vandaag met enorme vreugde en fierheid omdat ik deze belangrijke onderscheiding mag ontvangen. Ik voel me tegelijk ook nederig in het licht van de indrukwekkende lijst van laureaten die de Francqui-Prijs in het verleden mochten ontvangen. Deze prijs is een enorme aanmoediging voor mijn onderzoekswerk, maar ook een erkenning voor alle archeologen in België. Hiervoor wil ik de Francqui-Stichting, haar Raad van Bestuur en alle leden van de internationale jury ten zeerste bedanken.

Avec la découverte de plusieurs fossiles dans la célèbre gorge d’Olduvai, dans le nord de la Tanzanie, Louis et Mary Leakey ont démontré que l’homme était beaucoup plus vieux qu’on ne le pensait et que l’évolution humaine s’était déroulée principalement en Afrique. Ces célèbres découvertes de ce que nous connaissons aujourd’hui comme l’Homo habilis datent d’il y a presque 2 millions d’années et l’Homo habilis était considéré comme le premier producteur d’outils. Entre-temps, l’âge des plus anciens outils lithiques a été repoussé plus loin dans le temps, à plus de 3 millions d’années ; ils peuvent donc être plus ancien que le genre Homo.

Er is veel veranderd sinds ik als kind las over de vondsten in Olduvai en geïntrigeerd raakte door de menselijke evolutie. De laatste jaren is het traditionele verhaal van de menselijke evolutie heel wat complexer geworden, met nieuwe vondsten vanuit de paleoantropologie, maar ook vanuit de genetica.

Er zijn bijvoorbeeld de vondsten van de Homo floresiensis in 2004 op het eiland Flores in Indonesië. Er is de Homo naledi die ontdekt werd in 2015 in Zuid-Afrika en in 2019 kwam er ook nog de Homo luzonensis bij, op basis van vondsten op de Filipijnen.

La recherche génétique ne s’est pas arrêtée non plus et, en 2008, l’analyse de l’ADN d’une phalange provenant de la grotte de Denisova, dans le sud de la Sibérie, a révélé l’existence de l’homme de Denisova. La découverte d’un hybride dans la même grotte en 2018 a également démontré que le Néandertalien et l’homme de Denisova vivaient dans la région à la même époque.

Des preuves d’interaction existent également entre les Néandertaliens et les premiers hommes modernes. La recherche sur l’ADN indiquait auparavant une interaction au Proche-Orient, mais ensuite des études ont montré une interaction également en Europe.

Archeologen zijn geen genetici en geen paleoantropologen, maar het is duidelijk dat deze talrijke nieuwe vondsten en ontdekkingen de afgelopen decennia een boeiende en uitdagende achtergrond boden voor het archeologisch onderzoek.

Bovendien werd ook het eerste verschijnen van de anatomisch moderne mens verder teruggedrongen in de tijd. Fossielen van de vroege moderne mens in Marokko werden in 2017 gedateerd op zo’n 315.000 jaar oud. Dat is ouder dan vroegere vondsten in Zuid-Afrika of Ethiopië.

Ces découvertes récentes signifient que l’histoire de l’homme moderne en Afrique est beaucoup plus longue et compliquée qu’on ne le pensait. Elles nous obligent à nous demander ce qui caractérise les premiers hommes modernes et à quel point ils étaient différents des Néandertaliens.

Pour répondre à ces questions, nous devons comparer des sites d’âge similaire entre deux continents, l’Europe où vivaient les Néandertaliens et l’Afrique où vivaient les premiers hommes modernes. C’est exactement ce que nous avons essayé de faire ces dernières années.

Prehistorisch archeologen zijn bezig met bijzonder lange tijdsperspectieven waarbij we materiële resten bestuderen om te begrijpen hoe menselijke gemeenschappen evolueerden doorheen de tijd. We onderzoeken de hele diversiteit in menselijke cultuur en hoe mensen leefden en innoveerden. Als archeoloog zijn we niet afhankelijk van sporadische vondsten van fossielen want archeologische resten zijn veel ruimer verspreid en laten ons toe om veranderingen nauwgezet te bestuderen.

Certes, tout n’a pas survécu et dans les fouilles préhistoriques, nous trouvons principalement des objets en pierre. À première vue, il peut sembler qu’il n’y ait pas grand-chose à étudier dans ce domaine. Cependant, derrière chaque outil de pierre, chaque éclat, se cache tout un monde. L’examen détaillé de ces artefacts nous permet de mettre en lumière diverses facettes du comportement humain. Ce processus est généralement de nature beaucoup plus modeste que ce qui est habituellement associé à l’archéologie.

L’archéologie fait appel à l’imagination et l’accent mis sur les découvertes les plus spectaculaires fait parfois passer au second plan les défis quotidiens d’un archéologue. Il s’agit souvent de découvertes plus modestes, peut-être moins imaginatives, qui peuvent conduire toutefois à une compréhension cruciale grâce à une étude minutieuse.

Was men in archeologie vroeger nogal object-gericht bezig, dan is er onder invloed van onderzoekers zoals David Clarke en Lewis Binford in de jaren 1960 en erna, meer aandacht gekomen voor de archeologische methode, voor de site-context en voor menselijk gedrag. Er kwam aandacht voor het functionele aspect en de rol van tijd en ruimte bij de vorming van een archeologisch site, maar ook voor het technisch proces van het maken van werktuigen. Men begon te bestuderen hoe de mens zich binnen een site en over het landschap organiseerde, hoe hij zich aanpaste aan de beschikbare voedselbronnen en hoe hij technologie ontwikkelde om nieuwe mogelijkheden aan te boren.

Een methode als het functioneel sporenonderzoek kan op zeer natuurlijke wijze in deze evoluties gesitueerd worden en opent bovendien de deur naar de materiële cultuur gemaakt uit vergankelijk organisch materiaal. Het is Sergei Semenov die in de jaren 1950 de eerste aanzet gaf en die aantoonde dat het gebruik van stenen werktuigen leidt tot de vorming van verweringssporen die karakteristiek zijn voor de uitgevoerde activiteit. Het zijn deze aanzetten waarop vooral vanaf de jaren 1980 verder werd gebouwd en waar wij vervolgens in TraceoLab ook op hebben verder gebouwd.

Les développements méthodologiques dans lesquels nous nous sommes engagés ces dernières années ont visé à exploiter tout le potentiel de l’analyse microscopique des outils en pierre et à comprendre les traces à travers la chaîne opératoire de ces outils. Nous avons étudié la production, l’utilisation, le montage et les cycles de vie, en lien avec la morphologie des outils. Nous avons développé une nouvelle méthode pour identifier les projectiles et les modes de propulsion.

A travers toutes ces études, nous avons voulu comprendre l’évolution de la technologie paléolithique et à apporter une contribution fondamentale aux questions centrales de la recherche préhistorique. Nous avons cherché à retracer et à interpréter les innovations importantes à partir de l’analyse du matériel archéologique en Europe occidentale et dans certaines régions d’Afrique. Ceci nous a permis de repousser en arrière l’apparition de l’emmanchement d’outils en pierre, ce qui nous renseigne sur la capacité de planification des humains et sur leur expertise technologique. Nous avons également pu éclaircir l’évolution des techniques de chasse et mettre en évidence d’autres innovations comme l’utilisation des colles.

Prehistorische archeologie is een zoektocht naar waar we vandaan komen, welk traject we hebben afgelegd en wat ons tot mens maakt. Het is een boeiende uitdaging en het is belangrijk om erop te hameren hoe essentieel de historische wetenschappen zijn. Ook al gaat het over ons diepe verleden, toch is dat onderzoek cruciaal voor het begrijpen van de wereld van vandaag. Het toekennen van deze prijs aan een archeoloog zie ik dus ook als een erkenning van het belang van prehistorisch onderzoek en van de historische wetenschappen in het algemeen.

Bij deze grote bekroning van mijn werk, gaat mijn dank uit naar heel wat mensen en instanties.

Mijn erkentelijkheid gaat eerst en vooral uit naar Graaf Herman Van Rompuy die bereid was de laudatio uit te spreken.

Je remercie de tout cœur le Professeur Jean Winand, premier Vice-Recteur de l’Université de Liège et le Professeur Pierre Vermeersch, emeritus van de Katholieke Universiteit Leuven, d’avoir proposé ma candidature au Prix Francqui avec tout leur enthousiasme.

Je tiens à remercier le FNRS, le Fonds de la Recherche Scientifique, de m’avoir offert la possibilité d’effectuer mes recherches en toute liberté. Leur slogan « La liberté de chercher » traduit l’essence de la recherche et stimule la créativité et l’exploration.

Je remercie l’Université de Liège, le Recteur et les Vice-Recteurs ici présents, et ma Faculté pour leur accueil et pour leur soutien dans toutes mes aventures de recherche.

Je suis très reconnaissante envers le European Research Council. L’attribution d’un ERC Starting Grant était un tournant fondamental dans ma carrière qui m’a donné la possibilité de créer le TraceoLab.

Mijn dank gaat ook uit naar de KU Leuven en mijn vroegere promotoren en collega’s daar. Professor Pierre Vermeersch die me de mogelijkheid gaf het traject van mijn keuze te volgen. Professor Philip Van Peer die mij deelgenoot maakte van zijn onbegrensde passie.

Toute ma gratitude va également vers mes collègues à Liège, en particulier mon équipe du TraceoLab. Sans eux, les recherches de ces dernières années n’auraient pas été possibles. Je suis fière et honorée d’avoir une telle équipe et je les remercie toutes et tous pour l’inspiration et les discussions scientifiques que nous engageons tous les jours. Le prix que j’ai l’honneur de recevoir aujourd’hui honore aussi leur travail.

Mes recherches font partie de multiples collaborations internationales et je remercie tous mes collègues internationaux pour les interactions stimulantes que nous avons partagées au fil des ans.

Tot slot wil ik mijn familie en vrienden bedanken voor de interesse en aanmoedigingen. Mijn bijzondere dank gaat daarbij uit naar mijn ouders, mijn partner Koen Beerten, en onze fantastische kinderen Eppo, Nuno en Ramon. Het succes vandaag is er ook dankzij hun steun.

Ik dank u allen van harte. Je vous remercie tous de tout cœur.